Vorig jaar schreef ik dat ik nog nooit zo weinig had gedronken op Koninginnedag als dat jaar. Dit jaar is echter mijn absolute record gevestigd. Ik ben 2,5 uur buiten geweest, heb voor het gevoel één biertje gedronken, en ben vervolgens weer huiswaarts gekeerd.
Vroeger kon ik wekenlang naar Koninginnedag uitkijken. Heel vroeger omdat ik ging verkopen en blokfluit ging spelen op de hoek van een straat, en iets minder vroeger omdat ik heel veel bier ging drinken, feesten en dan de kater uitslapen in het zonnetje in het Vondelpark.
Tijden veranderen en ineens was het vandaag. De dikke druppels regen die ik vanuit mijn raam naar beneden zag komen, in combinatie met mijn afkeer van grote menigten vol schuifelende mensen, hielden mij tot twee uur thuis. Via mijn eigen buurtje en de uitgestalde troep van mijn onderbuurmeisje fietste en liep ik naar het Vondelpark. Het was bijzonder rustig. Ik hoefde maar een paar keer af te stappen omdat de mensen te dicht bevolkt waren. Achter me liep een meisje. Ze belde mobiel. ‘Het is hier verschrikkelijk druk’, riep ze met een harde stem. Ik keek om me heen. Er was nagenoeg niemand op dit stuk straat. ‘Het duurt nog wel even voor ik er ben’, schreeuwde ze. Ik vroeg me af waarom ze schreeuwde. Er was geen hard geluid in haar buurt op het moment. ‘Misschien haal ik het wel helemaal niet. Het staat hier zwart van de mensen. Ik kom er niet doorheen’. Ik had sterk de neiging het mobiele apparaat uit haar handen te rukken en ze roepen dat ze loog. Gnigni.
Traditiegetrouw gooide ik in het Vondelpark al mijn kleingeld in de potjes, blikjes en trommels die keurig op straat staan voor een kind dat ijverig een willekeurig instrument bespeelt. Zo is Koninginnedag eigenlijk op haar best. Met mijn euro’s ging het snel (zeker toen ik bedacht dat een euro geen gulden is).
Ik kocht Briefgeheim van Jan Terlouw, één van mijn favoriete boeken van vroeger. Een klein meisje met een heel grote bril en een bos krullen stond achter het kleed waar het boek op lag. Ik vroeg hoe duur het was. Ze keek me observerend aan. ‘Hoeveel wil je ervoor betalen?’, vroeg ze. Ik zag het boek. Het was de pocketuitgave. ‘Eén euro’, zei ik. De ogen van het meisje die door de sterkte van haar bril al groot waren, werden vele malen groter. Ze keek alsof ik haar een miljoen euro wilde betalen voor een stapel oud papier. ‘Dat is goed’, stamelde ze. ‘Het is een heel spannend boek hoor’, zei ik. Dat was ze met me eens. Zorgvuldig borg ze haar euro op in haar moneybelt.
Cesar Zuiderwijk van acht kreeg ook een euro, evenals Berdien Stenberg van zeven, Harry Saksioni van tien, André Rieu van zes in vrouwelijke uitvoering, en een klarinettist van veertig. Twee meisjes, dansend op een kleedje op een nummer van Abba, kregen tien eurocent omdat mijn euro’s op waren. Ik won een euro met het spelen van een goudvissenrace. Ik had ingezet op nummer drie en die zwom het eerste bij de eindstreep. Ik had al meteen gezien dat nummer drie het intelligentste was.
Ik kocht een dobbelsteen. Op elke kant van de teerling een lijsttrekker. Voor de echt zwevende kiezer. Ik gooide de eerste keer Thom de Graaf (D66), de tweede keer Paul Rosenmöller (Groen Links) en de derde keer Balkenende (CDA). Ik denk dat ik hem ga ruilen, want nu zweef ik nog steeds.
Ik liep langs een tentje. Schuilen 0,50 euro p.p.p.m. (per persoon per minuut). Een zwartwitte hond met een oranje kraag stond te kijken naar de voorbijschuifende mensen. In een plas water lag een oranje kroon. Het bleef droog zolang ik buiten was.
Nu ben ik thuis. Er staat een bijzonder aangenaam muziekje op. Ik heb thee gezet. Het Parool lag in de bus alsof het geen Koninginnedag was, er is AT5 op televisie zometeen en mijn mobiele telefoon gaat uit. Ik heb het wel goed, zo in mijn eentje.